Op 18 augustus 2025 heeft het College voor de Rechten van de Mens geoordeeld over de vraag of sprake is van discriminatie bij de beloning van twee buitenlandse zeevaarders op Nederlandse schepen.

Door toepassing van het “woonlandbeginsel” worden zeevarenden uit Indonesië en de Filipijnen niet beloond op basis van de Nederlandse cao, maar naar de maatstaven van hun woonland en een aparte cao.
In 1997 concludeerde de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), de voorganger van het College, nog dat de cao voor de Handelsvaart niet in strijd was met de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Nu komt het College echter tot de conclusie dat bij het hanteren van verschillend loon wel degelijk sprake is van discriminatie. Volgens het College zijn er geen uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan een onderscheid zou zijn toegestaan. Het is een werkgever in de zeevaart dus verboden onderscheid te maken in de beloning van zeevarenden op grond van nationaliteit. Zeevarenden die hetzelfde werk doen, hebben recht op gelijk loon, ongeacht hun nationaliteit.
Volgens de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) is het woonlandbeginsel juist de gangbare internationale praktijk en ondermijnt het College hiermee het gelijke speelveld van de internationale zeevaart. De KVNR waarschuwt dat dit gevolgen kan hebben voor de concurrentiepositie van Nederlandse reders en het loonklimaat in de sector.
Wij noteren dat de oordelen van het College niet bindend zijn en het College ook geen schadevergoeding kan opleggen. Het oordeel heeft dus geen directe gevolgen, maar kan wel worden gebruikt als onderdeel van een zaak bij de civiele rechter. De “Equal Justice Equal Pay Foundation”, die de procedure van de twee zeevarenden heeft ondersteund, heeft intussen aangekondigd een groepsvordering voor te bereiden. De NNPC zal ontwikkelingen in dit verband blijven volgen en haar leden op de hoogte houden van ontwikkelingen.
Voor vragen kunt u contact opnemen via: claims@nnpc-marine.com.